Ankeren

Bij een auto kun je de handrem aantrekken en de auto staat stil. Op een boot werkt dat anders, als je de motor uit zet, drijf je weg door de wind en stroming. Daarom is het belangrijk om te kunnen ankeren. Veel mensen denken dat ankeren alleen nodig is als je wilt zwemmen of vissen, maar dat is niet zo. Op het moment dat je problemen hebt met de motor of als er een medisch noodgeval is aan boord kan ankeren de veiligste oplossing zijn.

Locatie kiezen

Als je wilt ankeren, moet je een geschikte locatie kiezen. Omdat als je eenmaal voor anker ligt, wordt je schip door de wind en stroming meegevoerd. Daarom begin je met ankeren met de punt van je schip in de wind of stroom (de punt van de boot righting waar de wind en stroom vandaan komt). Tegen de stroom in varend kun je, net als bij het aankomen bij een ligplaats, de stroom ‘doodvaren’. Door tegen de stroom in zachtjes vooruit te varen, blijf je stil liggen ten opzichte van de bodem. Op het moment dat je stilligt en door de stroom een beetje naar achteren drijft (deinzen), laat je het anker rustig in het water vallen. Als dat gevallen is, laat je je verder naar achteren drijven en vier je de ankerlijn tot ongeveer 4 x de waterdiepte.

Tip

Om te weten hoeveel meter anker lijn je al hebt uitgevierd, kun je een stukje tape om de ankerlijn plakken of een takeling maken elke X meter. Deze kun je tellen om te weten hoeveel meter ankerlijn je al hebt laten gaan.

Op grotere schepen gebruiken gekleurde schakels in de ankerketting die gebruikt worden om de lengte van de ankerketting te bepalen.

Ankerbol

Als je vastligt, hijs je de zwarte ankerbol op een geschikte plaats. Deze bol heeft als doel andere boten in de omgeving te laten weten dat je niet aan het varen bent. En dat er mogelijk een ankerlijn of ketting uitsteekt dus dat dichtbij passeren onverstandig is.

Ankerlicht

Zorg in het donker voor een goed ankerlicht. Een ankerlicht is een rondom schijnend wit licht op een goed zichtbare plaats. Grote schepen hebben twee ankerlichten, waarbij het voorste hoger is dan het achterste.

Ankerpeiling

Om te weten of het anker goed vastzit en niet krabt, moet je regelmatig een ankerpeiling uitvoeren.

Krabben

Door het uitvoeren van een peiling merk je of het anker krabt. Krabben kun je proberen te verhelpen door de ankerlijn te vieren (meer lijn te steken). Hoe langer de lijn (of ketting), hoe beter het anker houdt. Kleine boten hebben een klein anker met een ankerlijn(touw), grote boten een zwaar anker met een ankerketting en boten daar tussenin een anker met eerst een stuk ketting en dan een lijn.

Gieren

Onder invloed van sterke wind kan een boot die voor anker ligt gaan gieren (heen en weer gaan). Dat kun je proberen te verhelpen door een tweede anker uit te zetten onder een hoek van ongeveer 30° ten opzichte van het eerste.

Ankerketting of ankerlijn

Hoe zwaarder het anker, hoe beter het anker houdt. Dat geldt ook voor de ankerlijn (touw) of ankerketting. Voor kleine lichte bootjes gebruik je een licht anker en ankertouw, voor grote zware boten een zwaar anker en een zware ankerketting. Voor een boot ertussenin gebruik je een ‘voorloper’, dat is eerst een stuk ketting van een paar meter en dan een touw.

Spudpalen

Een spudpaal is een verticale buizenconstructie, waarmee schepen of pontons zichzelf kunnen vastleggen. Het water ter plaatse mag niet dieper zijn dan de werkende lengte van de spudpaal. Tegenwoordig worden spudpalen vaak als telescopische constructie uitgevoerd. Juridisch staat het gebruik van spudpalen gelijk aan ankeren.

In bepaalde gevallen mag je op plaatsen waar een ankerverbod geldt, toch stilliggen op spudpalen. Dat wordt dan aangegeven door een bord, zie hierboven. Bij stilliggen op spudpalen is, net als bij ankeren, een ankerbol verplicht.

Geschikte ankerplaats bepalen

Diepte

Je ankert in het algemeen in ondiep water, zo’n twee tot vijf meter diep. Dat is onder meer afhankelijk van de diepgang van je schip. Ankeren in water van zo’n 20 meter diep is voor een gemiddeld jacht niet mogelijk, omdat je dan een enorme ankerlijn nodig hebt(60 - 80 meter) en zo’n lijn/ketting is heel zwaar. De diepte kun je meten met een lood of dieptemeter.

Plaats

Als je een paar uur wilt stilliggen, is de plaats waar je gaat ankeren niet zo belangrijk, als het maar buiten de vaargeul is. Als je voor anker wilt overnachten, zoek je een beschutte plek aan hogerwal, bijvoorbeeld achter een eiland. Je moet bij de keuze van de ankerplaats wel heel goed rekening houden met het feit dat stroom en wind kunnen veranderen.

In de hierboven weergegeven situatie liggen beide schepen bij wind van rechts (zie pijltje) veilig.
Ze liggen beide buiten de vaargeul en de bodem is redelijk vlak zodat de kans dat de ankers gaan krabben klein is. Maar als de wind gaat draaien, kan schip X zomaar in de vaargeul komen te liggen. X moet hier niet blijven liggen om te overnachten.

Ondergrond

De ondergrond moet geschikt zijn om het anker te laten houden. Een zandbodem is het geschiktst, maar ook klei en slib zijn goede ondergronden. Op een harde bodem (rotsen) houdt een anker niet goed.

Anker loswerken

Het kan voorkomen dat je bij het ophalen van het anker merkt dat het wel heel erg vast zit. In zo’n geval zet je, als je recht boven het anker ligt, de ankerlijn stevig vast op de bolder. Dan zet je de motor in zijn vooruit en vaar je over het anker heen (‘over de kop’). Als het anker los is, zet je de motor in z’n vrij en haal je het anker binnen. Let er bij het binnenhalen goed op dat de scherpe punten de romp niet beschadigen.


2 maanden
1 maand, 3 weken